Gemeente Amsterdam grijpt naar een woonklassieker uit de jaren zeventig om het tekort aan betaalbare huurwoningen op te lossen: de woongroep. Over twintig jaar moet 10 procent van alle Amsterdamse woningen in bezit zijn van zogeheten wooncoöperaties.

Jeannine Julen21 september 2019, 13:38

Valt het woord woongroep, dan doemt bij menigeen het stereotype beeld op van creatievelingen in gebloemde flairbroeken, met lange weelderige lokken en een blokfluit in de mond. Al dan niet handen klappend en dansend om een kampvuurtje in het nabijgelegen groen. Lang vervlogen hippietijden? Niet helemaal voor de gemeente Amsterdam. De hoofdstad laat zich inspireren door dit woonfenomeen uit de zestiger en zeventiger jaren om te tekorten aan middeldure huurwoningen tussen de 700 en 1000 euro per maand aan te pakken.

Alleen dan net een tikkeltje anders vormgegeven. Huurders kopen met elkaar een stuk grond of een gebouw. Ontwerpen ook samen hun nieuwe onderkomen, gaan zelf met het (ver)bouwen aan de slag en dragen vervolgens ook zelf zorg voor hun pand. Dus geen jaarlijkse huurverhogingen meer, geen huurbaas die pas na vier keer bellen schoorvoetend de cv komt repareren en geen klusrestricties. Huurders zijn hun eigen huurbaas, vormen samen een coöperatie. 

En de ambities van de hoofdstad zijn groot. Over krap zes jaar moeten er zevenduizend nieuwe woongroepwoningen staan of in aanbouw zijn, maakte de gemeente deze week bekend. Nog eens veertien jaar later moet maar liefst 10 procent van alle Amsterdamse woningen in bezit zijn van wooncoöperaties, de eigenaren van deze woongroep. De gemeente koerst op 40.000 van dit soort woningen in 2040. Het uiteindelijke doel: eeuwigdurend betaalbare huurwoningen onder de 1000 euro per maand waar bewoners zelf zeggenschap over hebben. 

Een nieuwe gemeenschap

Want, zo ervaart verantwoordelijk wethouder Laurens Ivens van wonen, beleggers en projectontwikkelaars willen best een jaar of twintig hun huurprijzen onder die 1000 euro houden. Maar daarna schieten de prijzen omhoog. Daarbij, zegt hij, “als ik Amsterdammers spreek merk ik dat ze zelf verantwoordelijkheid willen over hun huurwoning. Net als kopers willen ze ook zeggenschap.”

Hetzelfde geldt voor Niels Jongerius (35) en Selçuk Balamir (32). Zo’n anderhalf jaar geleden puzzelden ze samen met wat vrienden aan wat inmiddels De Nieuwe Meent, de nieuwe gemeenschap heet. Een woontoren waarin bewoners een binnentuin, wasruimtes, een café-restaurant en andere voorzieningen delen. Ook omwonenden mogen er hun kleren wassen en smikkelen van de maaltijden in hun keuken. Hun schetsen en inspiratiefoto’s tonen loftachtige sociale huurwoningen met eigen voordeur, badkamer en toilet op de begane grond. En net zulke open en vrij indeelbare verdiepingen in de toren. Ruimtes met mooie balken, ramen van vloer tot plafond en soms zelfs met een vide. 

Alles onder het mom: waarom niet wonen als een koning als je sociaal of middelduur huurt? Kosten: in ieder geval minder dan 1000 euro. En voor sociale huurders behoorlijk onder de max van 720 euro per maand. “Exacte kosten kunnen we niet noemen. Want nog niet alles staat vast.” Met stralende ogen en grote handgebaren laten ze de ontwerpen zien van het pand waarmee ze de gemeentelijke aanbesteding hebben gewonnen. Over twee jaar staat hun pand op een stukje grond op het Archimedesplantsoen in Amsterdam-Oost.

Valt het woord belegger of markt, dan spelen de allergieën van Balamir en Jongerius op. “Wat heeft de markt nou betekent voor de stad?”, klinkt het vrijwel direct. Jongerius: “Die hoge huurprijzen maken de stad minder betaalbaar, duwen mensen weg.” Balamir gaat zelfs nog een stapje verder: “De markt is een ramp geweest voor Amsterdammers. Een ramp voor het milieu. Een ramp voor de huizenmarkt. Wij willen geen winst maken. We willen gewoon een betaalbaar huis, een thuis eigenlijk.”

Geld uit Duitsland

Die betaalbaarheid zit hem vooral in het delen van de 200 vierkante meter grote verdiepingen. Elke verdieping huisvest drie tot zes huishoudens die samen één woongroep vormen. Wil de woongroep vooral samen eten, dan realiseren de architecten een grote woonkeuken. Hebben ze meer behoefte aan speelruimtes voor hun kinderen, dan worden de schetsen daar op aangepast. Liever een sauna of een jacuzzi? Ook geen probleem, zeggen Jongerius en Balamir. “Het verschil met andere nieuwbouw is dat bewoners niet slechts de ontvangers zijn van de sleutel. Nee, ze ontwerpen hun woongroep helemaal zelf.” Nog een voordeel: huurders kiezen zelf hun buren. En vooralsnog is er voor de sociale huurwoningen geen wachtlijst van 15 jaar lang.

De Nieuwe Meent met zijn betrokken, sociale, ietwat activistische, milieuliefhebbende, graag samenwonende inwoners zal een proeftuin zijn als het gaat om Amsterdamse wooncoöperaties, zeggen de twee. “Latere projecten hoeven er niet per se zo uit te zien. Woongroepen zijn er in allerlei vormen.” Dat vindt ook wethouder Ivens. “In een woongroep worden badkamer en toilet niet per definitie gedeeld.” Zowel Amsterdammers die alleen samen in de tuin willen zitten, als degenen die liever elke avond met de buren koken komen aan hun trekken. Voorwaarde is wel, zegt Ivens, dat de wooncoöperatie geen winst maakt. Dus het op termijn verkopen van het pand is er niet bij.

Maar aan het starten van een wooncoöperatie zitten nog wel wat haken en ogen, merkt de gemeente. Nederlandse banken verstrekken niet graag hypotheken aan collectieven. De bedenkers van De Nieuwe Meent moesten voor hun financiering uitwijken naar Duitsland. En wooncorporaties verkopen hun oude panden ook niet snel aan coöperaties. Maar wethouder Ivens is optimistisch. Goed voorbeeld doet volgen, gelooft hij. “We gaan niet wachten tot we een standaard hebben. We gaan proefondervindelijk aan de slag.”